Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom
un Flandrien en Wallonie
Hector Geerinck |
Om de armoede te ontvluchten trokken Vlamingen vanaf het midden van de negentiende eeuw naar het zuiden van het land. Daar vestigden ze zich in steden als Charleroi, La Louvière en Luik en er ontstonden zelfs heuse ‘Vlaamse’ wijken. Na de Tweede Wereldoorlog was er ook nog een grote instroom van Vlaamse boeren op zoek naar grond.
Migratie is dus niet eigen aan onze tijd. Op Roparun maakte ik toevallig kennis met Toon De Borger en tijdens onze babbel vertelde hij me over Hector Geerinck die in 1952 geëmigreerd was naar Wallonië. Mijn nieuwsgierigheid was onmiddellijk geprikkeld. Mensen van bij Ons die emigreren. Leek me boeiend en enkele dagen later bezorgde Toon me de contactgegevens van Hector. Ik belde hem op en kreeg zijn vrouw aan de lijn. In een oerdegelijk West-Vlaams riep ze haar man aan de telefoon. Na een korte uitleg zei Hector: ‘Kom maar af’.
Diezelfde week bolde ik naar Surice. Het ligt een beetje in the middle of nowhere. Een klein dorpje van nog geen 500 inboorlingen, een deelgemeente van Philipville in het zuidwesten van de provincie Namen. Surice lag er verlaten bij toen ik er arriveerde. Geen kat op straat en winkels of andere neringdoenders waren er niet. De huisnummering was iet of wat verwarrend en ik moest Hector nog bellen voor ik hem vond. Hector woont samen met zijn vrouw Gerarda Cornette in een typisch huis van de streek. Hij troont me mee naar zijn veranda en bij een potje koffie krijg ik zijn verhaal te horen. Ondanks het feit dat Hector al meer dan 63 jaar in ‘de Walen’ woont, verraadt zijn taal nog steeds zijn Zeelse roots alhoewel er af en toe een Frans woord tussensluipt. |
Alles begint op 6 maart 1937. Hector is geboren in de Neereindestraat juist voor den travers. Zijn vader was Frans Geerinck, boer, en zijn moeder Maria Van Hecke. Die kwam uit ’t Hooigat, voegt hij er aan toe. Hector is de oudste van acht. Hector (1937), Roza (1938), Jan (1939), Martha (1940), Willem (1943), Jaak (1944), Clara (1945) en Marc (1951). Onze Jan is ‘gehandicapeerd’, vertelt Hector, en die is vrij snel opgenomen in een instelling in Bachte-Maria-Leerne. Van zijn jeugd in Huivelde weet hij niet zo veel meer. Tot het vierde studiejaar liep hij er school. Dat waren in die tijd allemaal juffrouwen daar, herinnert hij zich, allemaal jonkheden en die hielden er meer dan de roe onder. Wij moesten thuis niet gaan vertellen dat we straf gekregen hadden. Na de vierde klas stuurden zijn ouders hem naar het Heilig Maagdcollege. |
Ik denk, gaat Hector verder, dat het in het jaar ’50 was dat mijn vader met zijn broer Avil Geerinck naar de verkoop van een akker ging. En die grond was verschrikkelijk duur. Zo kon dat niet verder, vond mijn vader, als je je landbouwbedrijf wou uitbreiden, zou dat veel geld kosten. In die jaren trokken heel wat boeren naar Wallonië omdat er daar boerderijen te koop of te huur waren én omdat de grond daar maar de helft kostte van in de ‘Vlaanders’.
We hebben toen een jaar of twee uitgekeken naar een boerderij en samen met mijn vader en Avil ben ik verschillende keren op prospectie geweest. Uiteindelijk konden we een boerderij huren hier in Surice. |
Op Pasen verhuisde dan heel ons gezin en ik moest achterblijven bij de koeien en ons paard. Die zijn verhuisd de volgende dag op paasmaandag. Wat dacht je toen als jongen van 15? vraag ik hem. O, antwoordt Hector, mijn vader had me uitgelegd dat er hier meer kansen waren om een schone boerderij uit te bouwen en hij heeft gelijk gekregen. We hadden een boerderij met een mooi huis, midden in het dorp en we konden 30 hectare land bewerken. Later hebben we de boerderij kunnen kopen en ook veel land. Toen ik stopte zaaiden we 85 hectare, maar dat was niet allemaal eigendom, voegt Hector er aan toe. Wij zijn hier begonnen met acht koeien en ons paard, gaat Hector verder, maar ons paard heeft hier nooit geaard. Heel snel hebben we een tweede paard bijgekocht en we waren een van de eersten in ’t dorp die een tractor kochten. 48 paarden en een ploeg met een schaar. Zo zijn we begonnen. Onze grond was heel vruchtbaar en we verdienden goed, want ons land ligt in de Famenne en dat werd het laagst belast van heel België. |
Het meeste werk deden we alleen. Enkel in het bietenseizoen deden we beroep op seizoenarbeiders, bijvoorbeeld bij de oogst van de suikerbieten. En werd je hier aanvaard? vraag ik hem. O, antwoordt Hector, wij zijn door de lokale bevolking goed ontvangen. Dat was geen enkel probleem. En de taal? Ba, ik kende wat schoolfrans, maar ik heb dat rap geleerd, dat was geen probleem. De meeste van mijn broers en zusters zijn hier in ’t dorp naar school gegaan en ook zij konden snel Frans. Mijn vader kon zijn plan trekken, alleen mijn moeder heeft er heel haar leven last mee gehad. Ze verstond het wel, maar kon het niet spreken. Ik heb me hier eigenlijk direct thuis gevoeld, zegt Hector. En de mentaliteit? Daar is wel een verschil. Ik ga niet zeggen dat de Walen luieriken zijn, maar ze doen het toch kalmer aan dan wij Vlamingen. De Vlamingen zijn van nature uit werkers. Alle seizoensarbeiders hier in de streek kwamen altijd uit de Vlaanders. De vier grootste boerderijen in ’t dorp waren trouwens allemaal Vlaamse boeren. Om je een gedacht te geven, voegt Gerarda er aan toe, onzen buurman stond op als wij gedaan hadden met melken. Dat zegt toch veel. |
En je jeugd? vraag ik hem. Mijn jeugd, dat was werken, werken en nog eens werken, zegt Hector. De enige ontspanning was voetballen. Heel mijn jeugd heb ik gevoetbald en, ik zou het nog vergeten, gekoerst heb ik ook nog gedaan. Dat waren maar wat kermiskoersen, maar toch. Ik deed dat graag en ik kon me ‘weren’ in de koers. Voor de rest waren er de kermissen. In de cafés kwam ik niet dikwijls, die zijn op mij niet rijk geworden. Ik was 28 jaar toen ik trouwde. Mijn vrouw Gerarda was een boerendochter uit het buurdorp Rommedenne. Haar vader was een uitgeweken West-Vlaming die hop kweekte. Ik was goed bevriend met haar broers en van het een kwam het ander en in 1965 zijn we getrouwd. In 2015 hebben we onze jubilee gevierd. In het jaar dat ze trouwden, hebben ze ook de boerderij overgenomen. 33 Jaar lang hebben Hector en Gerarda geboerd. De taken waren duidelijk verdeeld. Melken was voor Gerarda, het landwerk voor Hector. In 1963 is er de eerste melkmachine gekomen. In het begin hadden ze 20 koeien en op het laatste hadden ze er veertig. In 1959 kochten ze de eerste pikdorser. Dat was een grote verbetering en Hector deed er ook loonwerk mee voor de andere boeren uit het dorp. Dat heeft hij trouwens heel zijn leven gedaan. Op zijn land verbouwde Hector tarwe, wintergerst, maïs, bieten, aardappelen, suikerbieten… Ook had hij ieder jaar veel stro dat hij verkocht. Dat Hector een bezige bij was, zoveel is duidelijk. Ik heb ook jarenlang in de winter gestrooid voor de gemeente, zegt Hector. In het begin was dat met een wagen zand dat we met de schop op de weg smeten. 23 kilometer lang was onze ronde. Later hadden we een sneeuwruimer op onze tractor en dan ging het iets makkelijker. Sommige winters waren hard. Ik heb nog geweten dat er 60 centimeter sneeuw lag, dat was geen lachertje, dat kan ik je verzekeren, voegt Hector er aan toe. Heb je ooit congé gehad? vraag ik hem. Congé, wat is dat? kaatst Hector de bal terug. We hebben heel ons leven keihard gewerkt en congé was er niet bij. Oja, één keer heb ik een concours gewonnen van het landbouwleven. Dat was in 1974. 10 Vlamingen en 10 Walen mochten toen naar de Wereldbeker in Duitsland. Ik heb toen de match Brazilië - Argentinië gezien, ik heb Pele nog zien spelen. Dat was echt een magnifieke reis! |
Ik heb ook nog meegedaan aan concours om te ploegen. Ik kon dat vrij goed en ben twee maal provinciaal kampioen geweest voor Namen en Henegouwen. Dan was je geselecteerd voor het nationale concours waarvan de besten naar het wereldkampioenschap gingen, maar zover ben ik niet geraakt. Het was natuurlijk niet allemaal rozengeur en maneschijn. De moeilijkste periode was toen zijn koeien brucellose kregen. Dat is een infectieziekte waardoor drachtige koeien hun kalf vroegtijdig aborteren. Heel onze veestapel is toen afgemaakt. Je krijgt daar wel een vergoeding voor, maar dat is allesbehalve plezant, zegt Hector. En ’t ergste van al was dat ik ook besmet ben geraakt met die bacterie. Ik wist het niet en gelukkig heeft de dokter dat op tijd gezien of ik zat hier niet meer. Ik had 40,5 graden koorts en heb toen twee weken in ’t hôpital gelegen. Gelukkig ben ik goed genezen. |
Hector en Gerarda hebben drie kinderen: Henri, Sylvie en Magda en die zorgden op hun beurt voor zeven kleinzonen. Onze kinderen studeerden goed, gaat Hector verder, ze hebben als het kon altijd meegeholpen op de boerderij, maar geen één van de drie had zin om te boeren. Henri is landbouwingenieur, Sylvie apothekeres en Magda werkt als anesthesiste. In 1998, ik was toen 61, zegt Hector, zijn we gestopt met boeren. Eigenlijk ben ik blij dat ik geen opvolging had, bekent Hector, want anders was ik nu nog bezig van ’s morgens tot ’s avonds. Ik ben dus al 17 jaar met pensioen. En hoe vul je je dagen? vraag ik hem. Ik doe niets liever dan fietsen. Ik ben de enige in ’t dorp met een fiets. Alle dagen ben ik de baan op en ik doe gemiddeld 30-40 kilometer per dag. Ja, voegt Gerarda er aan toe, hij is altijd weg met zijne velo. Maar hij heeft nooit zijn gsm bij, nooit geen cascette (helm) op en licht heeft hij ook niet op zijn fiets. Ik ben altijd blij als hij terug thuis is. ‘k Heb dat allemaal niet nodig, zegt Hector resoluut, mijne fiets is mijn lang leven. Ik heb verschillende keren met mijn zoon de 100 kilometer van de Gordel gereden en hij moet passen voor mij, hij heeft geen entrainement genoeg. |
Zes jaar geleden, op mijn 72ste, ben ik de Mont Ventoux nog opgereden. Drie uur heb ik erover gedaan en dat was afzien, want het was 32° toen we vertrokken. Verder ga ik ook één dag per week nog helpen op een boerderij hier wat verder en hier en daar onderhoud ik ook nog een tuintje van bejaarde mensen die het zelf niet meer kunnen. En dat is allemaal bénévole, voegt Hector er aan toe. Gratis, belangeloos en voor niks dus. Ik doe dat graag en ik blijf in beweging. En Zele? vraag ik hem. O, antwoordt hij, normaal gaan we één keer per jaar naar Zele om de familie te bezoeken en natuurlijk ook als er een begrafenis is. Soms durf ik wel eens binnenspringen bij een oude kameraad zoals Raymond Herwege en dan kan het wel eens laat worden. |
Hoe kijk je terug op je leven? vraag ik tot slot. Ik neem afscheid van Hector en Gerarda. Bedankt, Hector voor onzen babbel! Ik wens je nog veel kilometers!
Mark De Block |
© Mark De Block
Thuiskomen